
Geschiedenis Kerk
St. Salvatorkerk

De parochie
Het ontstaan van de parochie Meerle is niet juist te bepalen, doch ze bestond zeker reeds in 1256. Waarschijnlijk ontstond ze op het einde van de twaafde eeuw. Voordien behoorde Meerle tot Baarle. Bij het begin van de afscheiding van Baarle kreeg Meerle een kleine kapel die nog steeds van de hoofdparochie bleef afhangen.
Een manslag ligt aan de oorsprong van de oprichting van de huidige kerk. De plaats waar thans de kerk staat, het centrum van de gemeente, hoorde toe aan een persoon die een moord pleegde. Zijn goederen werden hierdoor aangeslagen en toebedeeld aan de Heer van Hoogstraten. Deze besteedde de verkregen goederen tot de oprichting van een kerk.
Tot in de eerste helft van de 16e eeuw (1550), stelde men het te Meerle met een kleine kerk. Een deel van deze kerk en de toren, zoals ze - voortgaande op de stijlelementen - waarschijnlijk in de eerste jaren van de 15e eeuw gebouwd werden, bestaat nog steeds. De basis van de toren is nog echt Romaans en is zeker ouder dan de bovenstaande helft. Waarschijnlijk dateert dit deel uit de 13e eeuw. Deze eerste kerk had geen zijbeuken en geen dwarsbeuken, doch slechts twee kleine zijkapellen die thans nog bestaan. (Doopkapel en Kapel van O.L.Vrouw van Meerle)
In 1526 telde Meerle 180 huizen, waarvan één met twee haardsteden. Dit brengt ons ertoe het inwonersaantal te ramen op 1260 zielen. Voor die tijd een vrij talrijke bevolking. In hetzelfde jaar maakte men waarschijnlijk een aanvang met de bouw van het thans nog bestaande koor van de kerk en de dwarsbeuken. Deze bouwwerken werden niet, zoals men zou verwachten, in opdracht van het Stift van Thorn, doch in opdracht van de Graaf van Hoogstraten uitgevoerd. De invloed van de Graaf van Hoogstraten is o.m. af te leiden uit de aanwezigheid van een sluitsteen in de dwarsbeuk waarop zijn wapen staat. Ook het jaartal 1529 vinden we terug. De parochie zelf moest echter een groot deel van de kosten betalen, waarvoor verschillende leningen werden aangegaan door het kerkbestuur.
Het procedé dat men bij de bouw van de kerk volgde, was dezelfde als bij de bouw van de kerk van Hoogstraten. Men bouwde de nieuwe kerk over de oude heen en deze laatste werd stelselmatig afgebroken.
Wie de architect van de kerk was, weet men niet. Velen veronderstellen dat het Rombout Kelderman is geweest, die tezelfdertijd te Hoogstraten aan het werk was. Alhoewel iets kleiner in afmetingen vertoont het koor van de kerk van Meerle inderdaad veel gelijkenis met de kerk van Hoogstraten: de hoge koorramen, een torentje op het kruis van de dwarsbeuken, een spaans torentje....
De bouw van de kerk is helaas niet tot een einde kunnen komen. De oorzaak hiervan is waarschijnlijk een gebrek van gelden. De Graaf van Hoogstraten moest zelfs snoeien in de plannen van zijn eigen kerk; waarom zou men in Meerle dan niet heel wat zuiniger moeten zijn? Meerle had al genoeg schulden en kon zich geen bijkomende leningen veroorloven.
Dientengevolge heeft men na de dwarsbeuken de bouwwerken aan de kerk stopgezet. Men heeft eenvoudig het dak terug laten zakken naar het niveau van het oude dak. Hierdoor heeft de kerk van Meerle - door de eeuwen heen - een bijzonder kenmerk gekregen: zijn romaanse, vroeg- en laatgotische stijl vereningd in een prachtig geheel.
De geldnood van destijds maakt de kerk nu meer interessant. In deze kerk zijn de kenmerken van de gotische bouwstijl meer waar te nemen dan elders. Men ziet de evolutie in deze bouwstijl, het ontstaan van de gotiek in onze streek, nog dicht bij de romaanse stijl, samen met de laatgotiek, de vlamgotiek, waaraan onze streek zo rijk is.
Intussen was men binnen in de kerk ook druk doende met het plaatsen van de altaren: een voor O.L.Vrouw, een voor de H. Geest en een voor St. Joris. Van deze altaren is echter niets meer overgebleven.
Tijden van oorlog en verval
Tijdens de tachtigjarige oorlog had Meerle en zijn kerk veel te lijden van het oorlogsgeweld en ook van het feit dat de mensen in de kerk onderdak gingen zoeken, veiligheid, die men thuis niet kon vinden. De kerk werd een toevluchtsoord en werd als een grote schuur. Zo lezen we dat in 1588 de torenklok stuk was, dat de ramen uit de kerk waren en met stro moesten gedicht worden. In 1600 was de toren stuk en dienden de kerkmeesters een omhaling te doen voor de herstelling ervan. Deze werken konden slechts in 1605 uitgevoerd worden.
Ondanks sombere tijden, werden de feestdagen niet vergeten. Met fijn wit brood en peperkoek trachtte men er maar het beste van te maken.
Onmiddellijk na het wijken van het oorlogsgevaar, begon men aan de herstelling. In Meerle rekende men hiervoor ondermeer de steun van de abdij van Thorn. Deze kwam echter niet aan de verzoeken tegemoet, zodat in 1628 over de kerk geschreven werd: "De kerk dreigt op vele plaatsen in te vallen....".
In 1632 liet de Abdis van Thorn de kerk ankeren, zodat de muren steviger werden, doch de grote werken werden niet uitgevoerd.
In 1652 schreef men: "Het koor van de kerk wordt goed onderhouden, maar het schip dreigt in puin te storten. Het is er gevaarlijk. Als 't wat stevig waait, durft er niemand te blijven en iedereen vlucht, zelfs tijdens de H. Mis op het hoogkoor, alwaar het veiliger is."
De Abdis van Thorn zorgde goed voor het hoogkoor, maar het schip van de kerk werd verwaarloosd. In 1660 stond het op invallen. De Abdis kreeg gelijk over haar standpunt: de kerk van Meerle moest als volgt onderhouden worden: het hoogkoor door Thorn, het schip door de parochianen. In 1663 was het zo erg dat door een storm een deel van de kerk was weggerukt. Op eigen kosten moesten de parochianen de herstellingen nu gaan uitvoeren.
In de tweede helft van de 17e eeuw en in de 18e eeuw kende de kerk een grote bloei. De meeste kunstschatten dateren uit die tijd en tonen de welvaart van de kerk van Meerle. In de jaren 1725 bouwde men een nieuwe sacristie. Meerle kreeg in deze tijd een groot aantal bedevaarders op bezoek en ook veel vormelingen uit Nederland. Er waren jaren waarin er zelfs meer dan 4000 vormelingen waren.
Het miraculeus beeld van O.L.Vrouw
Foto: www.Hoogstraeten.be
Het beeld van O.L.Vrouw van Meerle, vertoont het H. Maagd zittend op een bank zonder leuning. Op Moeders rechterarm en knie rust het kindje met opgestoken armen. Het behoort tot de zittende mariabeelden van voor 1250 (vlg."Meerle door de eeuwen heen" uitgave 1922.) Het beeld is afkomstig uit de streek van Hanau in Duitsland, naar hier gebracht om het te behoeden tegen de beeldenstorm. Het zou in Meerle terechtgekomen zijn in 1520. Volgens de traditie werd het door Hertog van Hoogstraten meegebracht. Dit is echter niet mogelijk daar in de 16e eeuw Hoogstraten nog een Graafschap was. Omstreeks de grote bouwwerken aan de kerk was het beeld al in Meerle. In 1663 liet men te Breda een kroon maken, het grote feest van O.L.Vrouw van Meerle was 15 augustus. In het archief van de kerk bevinden zich talrijke documenten betreffende de wonderen van O.L.Vrouw. In 1873 vierde men het 300ste bedevaartsjaar. Er waren 10.000 pelgrims aanwezig.
bron: brochure St. Salvatorkerk Meerle, geschreven door A. Van Den Bossche
Sinds de schoolquiz op 14-3-2015 weten we dat de omtrek van de kerk 194,527 m. is.
Danklied voor O.L.Vrouw van Meerle
tekst: Joos Aerts
In ons needrig Kempen dorpje
staat sinds eeuwen 't lieflijk beeld
't beeld van Meerles beste Moeder
die ons smart en pijnen heelt.
Refrein:
Aan ons goede Lieve Vrouw
blijven wij voor eeuwig trouw
Lieve Vrouw van 't schone Meerle
wees ons steeds de mooiste peerle.
Kwamen rampen ons bedreigen
Meerle bad zijn Lieve Vrouw
om bescherming te verkrijgen
troost en steun in leed en rouw.
In uw brede mantelvouwen
vinden wij steeds veiligheid
loon ons kinderlijk vertrouwen
toon dat g'onze moeder zijt.